
De begraafplaats is verlaten. We parkeren onze auto voor de poort en blijven even zitten voordat we uitstappen. Op zich hoeven we niet op adem te komen, maar we willen wel even onze moed bij elkaar rapen. Dit is na Tyne Cot Military Cemetery en de betonnen dug-out site van de Canadese arts John McCrae (schrijver van In Flanders Fields) de derde gedenkplaats op rij die we vandaag bezoeken. Het duurt even voordat we de juiste plek gevonden hebben maar de logica helpt ons: schuin voor de beelden van Käthe ligt Peter. We kruipen wat dieper in onze jas en zonder ook maar een woord met elkaar te wisselen wandelen we langs de rijen tegels.
Echt herdenken
Mijn voorliefde voor kerkhoven, begraafplaatsen, cemeteries, Friedhofen, cimetières of hoe ze allemaal genoemd worden stamt al van jaren her. Met name Highgate Cemetery in Londen en Père-Lachaise in Parijs hebben die prachtige gothic elementen: duister, pracht en praal, Romantiek en over the top. De diverse grafstenen, grafmonumenten, grafhuisjes en grafbogen herbergen hele families en vertellen hun eeuwenlange verhalen. Beelden van Shakespeare’s sterfscene uit Romeo en Juliet dringen zich op. Vladslo, Langemark en de andere Duitse Kriegsfriedhofen zijn echter ontdaan van iedere opsmuk: strak, plat en sober. Hier geen Duitse Romantische toeters en bellen; nee, dit is echt herdenken.
Verdriet verbeeld

Peter Kollwitz was 17 jaar toen hij als jonge musketier in het Duitse leger bij Esen sneuvelde. Het was het begin van een verschrikkelijke oorlog in 1914 , ook wel de Grote Oorlog genoemd. Vader en moeder Kollwitz gingen kapot van verdriet. Beiden zijn ze verbeeld op een wijze die je kippenvel bezorgt: hij, omklemt zichzelf en kijkt krampachtig over de vele tegels en de duizenden doden; zij hangt voorover, helemaal gesloopt van verdriet. De kunstenares Käthe Kollwitz is in dit werk niet alleen de moeder van Peter, maar van alle jongens die met hem aan het IJzerfront geslachtofferd waren.

Onder Ogen Zien
Ergens in juli 1931 werd ‘Het treurende ouderpaar’ geplaatst op Het Roggeveld tussen Zarren en Esen, nabij Diksmuide. Pas in 1956 werd net even voorbij het Praetbos in Vladslo deze begraafplaats ingericht, lees ik op een plaquette bij de grote toegangspoort. Er werd wat afgezeuld met de doden rond Diksmuide. Door begraafplaatsen opnieuw in te richten werden er schuldgevoelens afgekocht. Het is van alle tijden: jonge mannen worden als kanonnenvlees de loopgraven ingestuurd onder het mom van eeuwige roem. Studentenfriedhof Langemarck was hier het klassieke voorbeeld van. In hun boek Onder Ogen Zien*), beschrijven Steven Slos en Bart Debeer op de vooravond van het grote herdenkingsjaar 2014 deze Langemark mythe.
Frontwandelen
De routegids leest weg als een spannend jongensboek, een must voor iedere frontwandelaar. Wellicht iets te groot voor in de doorsnee knapzak. Op de achterflap staat: Deze actuele reisgids voert de geïnteresseerde lezer/reiziger naar de slagvelden, loopgraven en monumenten en alles waar de oorlog in landschap en steden zijn littekens heeft achtergelaten. Het is zonder meer een aanwinst jaren na de klassieke reisgids ‘Velden van Weleer’ van Chrisje en Kees Brants uit 1993, alleen al vanwege de kleurkaarten en de compactheid aan informatie.
Integer herdenken in 2014
Ieper en omgeving hebben herdenken tot op de dag van vandaag – al 100 jaar lang – op onnavolgbare wijze zeer integer beoefend. Het onderhoud aan de diverse begraafplaatsen, van welke nationaliteit ook, zijn hier de stille getuigen hiervan. Rupert Brooke **) schreef het al; hij wilde als jonge soldaat niet anders ….
If I should die, think only this of me:
That there’s some corner of a foreign field
that is forever England.
*) Onder Ogen Zien, Routegids naar de slagvelden van wereldoorlog 1; uitgave Borgerhoff & Lamberigts, Gent, Belgie, 2013.
**) http://www.rupertbrooke.com/poems/1914/v_the_soldier/ Fragment uit een van Brooke’s vijf War Sonnets: ‘The Soldier’. Brooke (1887 – 1915) behoort met Siegfried Sassoon en Wilfred Owen tot de groep van War Poets.